top of page

Van Nelson naar Mount Cook door Arthur’s Pass

  • Arjan
  • 25 jan 2018
  • 4 minuten om te lezen

Nadat we twee maanden door Nieuw-Zeeland hebben gereisd zijn we behoorlijk onder de indruk van het arsenaal aan verschillende landschappen. Met elk uur rijden zien we weer een ander tafereel. Van liefelijke groene heuvels tot regenwoud, van vulkanische gebieden tot uitgestrekte naaldwouden en van geweldige stranden tot eindeloze vlaktes met louter wijngaarden. Wat we nog niet hebben gezien zijn de hoge bergtoppen van Nieuw-Zeeland. In dat gebied staan ook de twee grote meerdaagse wandelingen op het programma. Maar om in Fjordland te komen besloten we eerst om vanuit Abel Tasman Park eerst dwars door de Arthur Pass oostwaarts te rijden om dan met een loop via Sheffield en Geraldine langs Lake Tekapo bij Mount Cook te eindigen. Een tocht van twee weken. Misschien een wat rare route, maar onze weer app gaf aan dat als we rechtstreeks naar Mount Cook zouden reizen het ons een paar zeer regenachtige dagen aan de Westkust zou opleveren. De beruchte regen aan de Westkust: daar hadden we weinig trek in met onze camping uitrusting.

Onder de krachtige Nieuw-Zeelandse zon verlieten we het Abel Tasman Park en zochten we het noordelijkste puntje van het Zuidereiland op: Whrariki Beach met de Farewell Spit als bonus. Deze spit is een enorme zandplaat die de noordelijke afsluiting van de Golden Bay vormt. Het is een belangrijk vogelreservaat, waar meer dan 90 vogelsoorten leven. Het is ook de plek waar met enige regelmaat grote groepen grienden strandden en omkomen. Door het ondiepe water in de baai komt de walvissoort er vaak in de problemen. In 2017 spoelen er 400 aan en in 2015 waren het er 200. Wij gingen er vogels spotten en tuften vervolgens door naar misschien wel het mooiste strand van Nieuw-Zeeland: Whrariki Beach waar we een hele lange strandwandeling maakten en een ode brachten aan mijn ome Jaap, die de dag ervoor was overleden.

Via Westport krulden we naar Karamea, onze uitvalsbasis voor de indrukwekkende leisteenbogen en leisteengrotten van de Operara Arches en de Fenian Caves met hun gloeiwormen en Andrea’s favoriete diertjes: de oerspinnen. Nee het gaat niet om Shelob uit de Lord of the Rings maar om de uiterst zeldzame en de enige beschermde spin van Nieuw-Zeeland met een geweldige naam: de Spelungula cavernicola. Deze spin eet weta’s (zie foto’s in dit verhaal): yum!

Ons rustpunt na de vele wandelingen was het prachtig gelegen Old Slaughterhouse op een halfuurtje rijden ten noorden van Westport. Het is het levenswerk van host David met zijn Duitse partner Susanna. Deze lodge is gelegen hoog boven op een heuvel en heeft ongeëvenaarde uitzicht over de oceaan en de sfeer in de lodge is gemoedelijk en intiem. Wat een genot was het om hier 4 dagen even helemaal niks te doen dan uitkijken over de zee, het aaien van de hond en katten en het kletsen met de hosts en andere gasten met een kopje koffie in de ochtend en een gin-tonic in de avond. Zo’n plek waar je eigenlijk helemaal niet weg wil, waar je eigenlijk nog een paar nachtjes bij zou willen boeken.

Na een laatste aai voor de hond en een krabje voor de twee katten reden we verder naar Arthur’s pass. De zon stond nog steeds uitbundig schijnend hoog aan de hemel en we stapten onderweg drie maal uit voor een korte wandeling rond Cape Foulwind, the Pancake Rocks en de Truman track. Fijne korte tripjes van nog geen uur met zeezicht en mooie rotsformaties.

Richting Arthur pass werd het regenachtig: de lucht werd door de zeewind richting de bergen geblazen en er vormden zich wolken waar neerslag uit viel. Eenmaal door de pas achter de bergrug was het weer prachtig blauw en warm en we probeerden nog een kea in het wild te spotten. Deze zeldzame bergpapegaai wordt ook wel gerekend tot de slimste en meest creatieve vogel ter wereld. Door de eeuwen heen de vogel zich moeten aanpassen aan het veranderende klimaat van de ijstijd. De snel veranderende, klimatologische omstandigheden vroeg om creatieve vogels. Het is bekend dat de kea eieren van andere vogels eet. Maar toen zich in de 18e en 19e eeuw schapenboeren in de valleien gingen vestigen, ontdekten de kea's dat ze zich goed konden voeden met schapenbloed. Steeds vaker drongen kea's 's nachts schaapstallen binnen en pikten de weerloze schapen in hun nek en rug om het bloed en het vet op te eten. Door dit eetgedrag stierven veel schapen. Dan krijg je boze boeren en die startten een grote uitroeicampagne die helaas vrij succesvol bleek. Tot 1970 werden er in totaal meer dan 150.000 vogels geschoten volgens een premiestelsel. In 1971 werd de kea gedeeltelijk beschermd en in 1986 werd hij uitgeroepen tot volledig beschermde soort. Volgens onderzoekers waren er toen nog maar 1000 tot 5000 exemplaren. De soort heeft zich nog steeds niet goed weten te herstellen.

Onze laatste stop voor de nacht was Castle Hill genoemd naar de grote leistenen rostsblokken die doen denken aan een groot stenen kasteel. Het is een populair klimmersoord. Op de camping sloten we de mooie dag af met het kijken naar het prachtige avondrood, waarbij het leek alsof de lucht in vuur en vlam stond.

bottom of page