top of page

Sulawesi: onze eerste duik ooit! Plus meer natuur(lijk).

  • Arjan
  • 31 okt 2017
  • 9 minuten om te lezen

Manado (niet de mooiste miljoenenstad) was voor ons de poort naar Sulawesi. De vlucht via Denpasar, Bali verliep met en klein incident. Er was namelijk iets van een vliegtuig gevallen op de landingsbaan van Denpasar en dat vroeg om een grondige inspectie. Wij moesten dus een aantal rondjes vliegen alvorens we konden landen. Dat bracht ons dus een aantal malen extra langs de Angung vulkaan die op uitbarsten stond. We hadden prima zicht op de vulkaan en we beschouwden de multi-rondvlucht dan ook als een welkome bonus. Hoefden we ook nog eens minder lang te wachten op onze aansluitende vlucht naar Manado. In Manado verbleven we één nacht in een hotel en namen de volgende dag een Uber naar Tangkoko Nationaal Park. De taxirit was bijzonder: de chauffeur op leeftijd had zich blijkbaar een rijstijl aangeleerd om telkens diep gas te geven en dan weer los te laten. Op rechte wegen, zonder ander verkeer om ons heen. Heel merkwaardig. Eerst was het nog wel grappig, maar later werden we er toch behoorlijk gek van. Gelukkig reden we tegen het einde van de rit in de namiddag de jungle in en werd de weg bochtig, zodat de rijstijl wat minder opviel. Eenmaal aangekomen in onze bijzonder aangename jungle lodge bleek er een namiddagtour te zijn, waar ik wel oren naar had. Direct de bush in, perfecte aansluitend op de taxirit. Andrea had wat minder trek om direct door te gaan en vermaakte zich met een boekje op het terras van de lodge. Ik kreeg een privé-gids mee, een aardige man en geen local zoals vaak op andere tours. Hij kwam van Java, Surabaya om precies te zijn en had zich bekwaamd als junglegids. Ik ging achterop de brommer richting het park en daar werd de plof bij de ingang gestald. Het werd een hele mooie tocht waarbij een enorm aantal diverse vogels en zoogdieren werd gespot.

Na nog geen minuut lopen zat er een zeldzame Blauwoorijsvogel pal voor ons op een tak. Toen we stilstonden op het smalle bospad om een aantal foto’s te maken, hoorden we achter ons vanuit de verte en andere gids naar ons roepen. Op het moment dat we ons omdraaiden rende er een Kuifmakaak mannetje tussen mij en mijn gids door. De andere gids wilde ons waarschuwen voor de rennende aap. De aap verdween snel uit het zicht en wij vervolgden enigszins verbaasd onze weg. We spotten vier Beerkoeskoes (filmpje), drie Molukse valkuilen op een takje en een aantal Blauwkopbosijsvogels. Daarna werd het snel donker en liepen we naar een specifieke boom, waar we volgens de gids vrijwel zeker kans hadden om spookdiertjes te zien. Hij had gelijk.

De bijzondere kleine aapjes komen in de avondschemering tevoorschijn. De groep bestond uit een aantal volwassen exemplaren en ook twee jongen. Met de grote ogen en hun gigantische sprongen van boom tot boom (ze kunnen wel tot 10 meter springen en dat voor een 30 cm groot dier) is het meest bijzondere dier in het park. Er was nog een bijzonder beestje waar te nemen dat zich op een heel specifiek tijdstip laat zien en wel tussen een half uur en een uur nadat het donker is geworden: de zwarte vogelspin. De spin liet zich inderdaad na 20 minuten zien bij een specifieke boom. Doordat de groep wachtende natuurliefhebbers op dat moment en masse foto’s met flits gaat maken duurt het nog geen 5 seconden voordat het dier zich weer terugtrekt in z’n schuilplaats (een holle noest). Het was met zekerheid de grootste vogelspin die ik ooit heb gezien met een prachtig tekening op z’n zilvergrijze achterlijf.

De wandeling was hiermee teneinde. Eenmaal terug in de lodge raakten we in gesprek met een tweetal interessante Noren, die ik al tegen het lijf was gelopen bij de spookdiertjes. De één viel op door z’n gigantische zoomlens en bleek een bekende Noorse natuurfotograaf te zijn. De ander was een goede vriend van hem, een ornitholoog en nog wel een professor. Hij bleek in zijn leven 8000 verschillende soorten vogels gezien te hebben (van de ongeveer 10.000) en hiervan een logboek bij te houden. Ze hadden een algemene gids/chauffeur bij zich en hadden ook nog een lokale vogelgids ingehuurd. Het waren echte professionals die al over de hele wereld waren geweest voor hun hobby, wat uiteindelijk ook hun vak was geworden. De natuurfotograaf runde ook zijn eigen vakblad en organiseerde gespecialiseerde natuurfotografie reizen. Ze waren in Sulawesi op voorverkenning van zo’n reis en combineerden dat met een special over spookdiertjes en kuifmakaken voor het blad. Het waren leuke gesprekspartners waar we de heerlijke avondmaaltijden mee deelden. De volgende dag was het vroeg uit de veren voor de ochtendwandeling. Om 6 uur waren we in het park voor de junglewalk. Onze gids was vastbesloten om de meest zeldzame vogel te spotten (de piepkleine Sulawesi ijsvogel) en hier werd dan ook een groot deel van de wandeling aan besteed. We zagen daarom een beperkt aantal vogelsoorten, waarvan de Sulawesi-jaarvogel het meest noemenswaardig is. Met z’n zwaar zoevende vlieggeluid, wat nog het meest doet denken aan een helikopter, hoor je de vogel over de boomtoppen scheren (zonder dat je hem ziet vanwege de dichte begroeiing). Wij werden naar z’n nest geleid waar we prachtig zicht hadden op een mannetje dat z’n jong voerde met palmbesjes. De besjes werden één voor één uit z’n grote snavel getoverd op het ritme van het luid piepende jong.

In de middagwandeling zagen we nog vele Kuifmakaken en Blauwkopbosijsvogels, maar helaas kon Andrea niet haar favoriete Beerkoeskoes spotten. We zagen nog wel een grote familie spookdiertjes, waarna een gigantische tropische bui een einde maakte aan onze wandeling.Terwijl we opdroogden tijdens het avondeten trakteerde een net gearriveerd Nederlands stel ons op stroopwafels.

We gingen vroeg ons nest in om de volgende dag op tijd de boot naar Bunaken te nemen. We waren ruim op tijd voor de boot. De taxichauffeur dropte ons op de markt aan de haven van Manado bij de mensen van de veerboot. De markt was een treurige aanblik; overal mensen die struinden door het marktafval. Het stonk er enorm naar rotte vis en rotte groente. We zetten daarom stevig de pas erin om 5 minuten later bij onze veerboot aan te komen. Het bleek een oud traditioneel Indonesisch schip te zijn, reeds volgestouwd met een enorme hoeveelheid goederen. Het was bloedheet aan boord en het wachten voor vertrek leek een eeuwigheid te duren. Na een uurtje gingen de trossen los en kon de oversteek beginnen. Het was een kort tochtje van dik een half uur. Halverwege werden we verrast door een groep dolfijnen. Ze zwommen een tijdje met de boot mee.

Aan boord werden we al aangeklampt door een medewerker van een hotel die ons een kamer aanbood. We wimpelden hem vriendelijk af en liepen de kade op naar het dichtstbijzijnde restaurant annex bar annex hotel. De eigenaar verwelkomde ons en jawel het bleek een Nederlandse eigenaar. Een wat vreemde gast waarvan we nou niet precies wisten wat we van hem moesten denken. Hij bood ons een kamer aan. Wij twijfelden of we hierop in zouden gaan. Afijn, na de hitte in het veerboot ruim hadden we allereerst trek in een koud biertje gekregen en we schoven aan bij de eigenaar en een andere Nederlander. Hij had een patatje oorlog voor zich staan. Hij liet ons mee proeven en we raakten aan de praat. We konden zijn accent direct herkennen: een rasechte Groninger. Hij heette Harry en woonde de helft van het jaar op Bunaken en de andere helft aan de Peizerweg in Groningen. Was hij al die jaren dat ik in Groningen aan de Van Heemskerckstraat woonde mijn achterbuurman geweest. We moesten allemaal lachen om deze toevalligheden. Nadat de eigenaar van het restaurant even andere dingen moest doen bood ook Harry ons een kamer aan bij het hotel waar hij deeleigenaar van was. Wij vonden hem een prima kerel dus gingen we in op zijn aanbod. Hij belde zijn vaste bakbrommerman en even later sjeesden we over de enige weg van het eiland naar Harry’s hotel. Het was een fijne plek en mooi gelegen aan een klein baaitje waar je zo naar buiten kon zwemmen richting de koraalriffen. We overlegden met Harry over de snorkel- en duikmogelijkheden en uiteindelijk waren we beide overtuigd van het feit dat we daar echt moesten gaan duiken om alle moois onder water goed te zien. Er werd een lokale duikinstructeur met een assistent geregeld en de volgende ochtend werden we onderwezen in de duikkunst door een uitstekende instructeur.

Zo voeren we toch een beetje gespannen de baai uit in ons duikpak voor onze eerste duik ooit. We voeren naar een vrij ondiep stuk waar we konden oefenen. We kregen de zuurstofflessen op de rug en een gewichtsgordel om en lieten ons overboord vallen, waarbij het masker vastgehouden moet worden. Dat ging voor ons beide vrij soepel en we konden vervolgens het mondstuk met de zuurstof indoen. Eerst moesten we wennen aan het ademen, daarna konden we op de ventielknop drukken om langzaam onder water te gaan. Andrea had het vrij snel onder de knie. Voor mij was het ademen onder water zeer onwennig en het duurde even voordat ik dit rustig kon doen. De eerste onderwateroefening was het stilliggen op de bodem, waarbij je op je hurken zit. In het water van 2,5 meter diep zonder koraal konden we dit prima oefenen. Het is de bedoeling dat je de diepte regelt met je ademhaling. Dus diep uitademen zorgt ervoor dat je een beetje naar beneden gaat. Adem je dieper in dan ga je een beetje naar boven. Met het ventiel kun je corrigeren, zodat je precies op drijfstand komt of dat je sneller naar boven of beneden gaat. Het is een kwestie van gewenning en oefenen om eenmaal onder water op dezelfde hoogte te blijven. In het begin probeerde ik de diepte met het ventiel te corrigeren, wat veel te rigide is. Je gaat of te snel naar beneden of te snel omhoog. Na een tijdje kreeg ik de techniek door en we konden vervolgens beginnen aan de twee belangrijkste oefeningen: onderwater duikbril klaren en mondstuk af en-opzetten. Na een uur oefenen gingen we weer aan boord om een klein uur pauze te nemen waarbij het lichaam weer kan wennen aan de normale druk boven water. Hierna gingen we met instructeur naar dieper water met koraalrifmuur en doken we tot 6 meter diepte. Het ging direct erg soepel en we doken langs de koraalmuur naar beneden en weer omhoog om alle pracht en praal te bewonderen. Het koraal, de vissen en de grote zeeschildpadden waren ongelofelijk imposant, kleurrijk en van heel dichtbij te bewonderen. Deze eerste echte duik van een uur was zo prachtig dat we niet konden wachten op onze tweede duik, die nog iets dieper zou gaan. Na weer een uur wachten, waarbij we lunch namen mochten we weer. Het was qua onderwater leven nog diverser, kleurrijker, overweldigender dan de eerste duik. We doken tot twaalf meter en zwommen een stukje met een zeeschildpad mee, zagen kogelvissen, anemoonvissen (“Nemo visjes”), barracuda’s, roggen en natuurlijk vele soorten koraal. De muur van koraal gaat wel tot 50 meter diep, maar met de 12 meter die wij waren afgedaald was het al een ongelooflijke ervaring. De eerste duik was voor ons aan alle kanten een hele memorabele ervaring geworden. Bij terugkeer knikte Harry tevreden toen hij onze blije gezichtjes zag. Wij hadden uiteindelijk zijn advies opgevolgd en daar waren we allemaal blij om. De dag erop besloten we om nog even vanuit de baai te gaan snorkelen.

Ook al snorkelend zagen we weer de prachtigste koraalformaties. Het koraal- en zeeleven op Bunaken overtrof alle plekken waar we tot dan toe hadden gesnorkeld. Het is meer dan de moeite waard om alleen al hiervoor naar Sulawesi te gaan. Een impressie van hoe wij het duiken in Bunaken ongeveer hebben beleefd kun je zien in deze korte video (filmpje) of deze lange video: (filmpje).

Onze laatste dagen brachten we door terug op het vaste land in een hele fijne lodge bovenop een heuvel in Tomohon.

Het is een groene omgeving als onderdeel van een uitgestrekt gebied van nevelwoud. Veel vogels aldus. We maakten een korte en een lange wandeling. De korte wandeling was om alleen vogels te spotten (zie de fauna pagina voor alle hier waargenomen soorten). De lange wandeling bracht ons langs kleine dorpjes met hele vriendelijke bevolking. Het was op een zondag en in het overwegend christelijke Noord-Sulawesi komen dan de families bijeen om gezamenlijk te eten en de dag door te brengen. We werden zelfs een keer uitgenodigd om te gaan zitten bij een familie in de tuin. Dat sloegen we vriendelijk af omdat de wandeling nog lang was en we een waterval wilden bekijken.

Die bleek prachtig gelegen in het bos, waarbij we eerst een steil, glad en overgroeid pad moesten aflopen. Voor de snelle hap plukten we onderweg nog een paar bananen van de boom. Uiteindelijk kwamen we aan bij de hoofdweg en was het nog een behoorlijk eind terug lopen. Ook kwam er een donkere dreigende lucht aan. We besloten terug te liften. Het duurde niet lang toen twee aardige mannen ons voor een kleine vergoeding wel wilden meenemen. We waren net voor de tropische bui terug in de comfortabele lodge. We maakten die avond hoog en droog onze plannen rond voor Kalimantan. Nog meer bijzondere natuur!

bottom of page