Jakarta: mega metropool vol contrasten
- Arjan
- 20 sep 2017
- 5 minuten om te lezen
Bijgewerkt op: 28 dec 2021

We wisten dat we 18 september de USA moesten verlaten. Immers, de Amerikaanse douane had een duidelijke stempel met die datum in ons paspoort gestempeld (zie link). Iets vroeger dan gepland waren we ons aan het beraden op de volgende bestemming. Onze reislust was nog groot en we hadden voor ogen om het reisdoel van onze initiële plan aan te doen. Ons initiële plan? Jawel. Deze hele trip is allereerst begonnen met het plannen van een lange reis door Nieuw-Zeeland. We dachten aan twee maanden aldaar rond te trekken, misschien wel drie maanden. Tijdens dat proces veranderden omstandigheden en ideeën: tenslotte hebben we het over een hele andere boeg gegooid: baan opzeggen, geen projecten meer aannemen en een plan maken voor een lange trip van 10 tot 12 maanden. Nu is het in september en oktober in Nieuw-Zeeland nog geen ideaal wandel weer. Sterker nog: het is dan guur, koud en nat. Het echte lente weer komt halverwege november op gang, dus we moesten nog twee maanden overbruggen. Uiteindelijk viel de keuze op Indonesië: een land met een ons bekend koloniaal verleden en groot genoeg om ons er twee maanden prima te vermaken. Warm bovendien. Zo stonden we in de ochtend van 17 september laat in de ochtend op. We hadden de dag ervoor de lange vliegreis vanuit Los Angeles via Sydney gemaakt en hadden een kleine jet lag. Nadat we de gordijnen hadden geopend van onze kamer op de 21e verdieping van ons hotel (het Yello hotel: heel prima) keken we uit over de skyline van Jakarta. Het weer was aardig, niet teveel bewolking. Toch konden we de baai, die 4 kilometer verderop lag, niet zien. Een deken van smog lag over de stad. Er stond die dag te weinig zeewind om alle smerigheid weg te blazen. Het viel nog mee: twee dagen later was het een stuk minder.
We gingen vroeg in de middag naar het Nationaal Museum. Een aardige graadmeter voor het reilen en zeilen in het land. Het viel niet mee en ook niet tegen. Het museum is een archeologisch, historisch, volkenkundig en geografisch museum dat stamt uit 1778. Het staat ook wel bekend als Gedung Gajah (olifantengebouw), vernoemd naar het standbeeld van een olifant voor het gebouw, ooit geschonken door een Thaise koning. De olifant stond inderdaad keurig op z’n sokkel voor het museum.


De collectie stond uitgestald in een chronologische volgorde van oudheidkundige periodes. De echt interessante stukken vind je er echter niet: deze zijn nog steeds in handen van privé verzamelaars met name van neerlands bodem…tijd voor wat donaties zou ik zeggen om dit museum echt de moeite waard te maken. De Javaanse dans opgevoerd door kinderen was erg mooi om te zien en blij verlieten we het pand.
Het Wajang museum was de volgende dag aan de beurt: een heel aardige collectie van wajang poppen van alle delen van het land. Ook waren er poppen uit andere landen te zien. Geen grootse collectie zoals we hadden gehoopt, maar toch een fijne collectie.
Verder noemenswaardig is het pand: het is gevestigd op de plek waar voorheen de Oude Hollandsche Kerk stond. De herdenkingsteen aan Jan Pieterszoon Coen herinnert hier nog aan. JP had de stad in 1613 veroverd en liet er een groot fort bouwen (daarvoor had hij het wel eerst alle bewoners verjaagd en de boel volledig platgebrand).
Het plein (Taman Fatahillah) waar het museum aan ligt is een prachtige ruimte in Sunda Kelapa (oude koloniale stadscentrum) met het oude gouverneurskantoor als meest in het oog springend gebouw.
In de avond komt het plein tot leven met veel jeugd die in groepjes samenzit, waar wordt rondgefietst op heuse nederlandse oma-(huur)fietsen met felle kleuren. Een heel feestelijk gezicht.
Wij vermaakten ons in een ander gebouw gelegen aan het plein pal tegenover het oude gouverneurskantoor: café Batavia. Nog steeds in Nederlandse handen en met een heel koloniaal gevoel. De bediening is perfect en je vindt bitterballen en erwtensoep op de kaart. We konden de verleiding niet weerstaan om de ballen te bestellen. Helaas vielen die nogal tegen. Het Bintang bier smaakte wel prima.
We bezochten ook twee gigantische shopping-malls van de vele die de hoofdstad rijk is. Je hoeft als kapitaalkrachtige inwoner van de stad de zompige hitte van de buitenlucht niet in. Zo vanuit je garage thuis naar de parkeergarage van de shopping-mall, waar eenmaal in de mall de airconditioning staat te loeien. Beneden vind je de Gucci ’s en de Luis Vuittons van deze wereld en des te hoger je komt, des te goedkoper de winkels. Wij kamen er voor een knipbeurt, aten in 1 van de vele voedselhallen en keken wat rond naar batikhemden en typisch Indonesisch houtsnijwerk.
Eenmaal buiten liepen we in de warmte weer terug naar ons hotel langs de “gewone winkels” en eetkraampjes: een schril contrast met wat je in een shopping-mall aantreft. De laatste avond hadden we een ontmoeting met Roelof, een achterneef van Andrea. Hij woont en werkt al geruime in Jakarta en wist precies waar hij ons mee naar toe kon nemen. Zo werden we op een heerlijk diner getrakteerd in het mooiste restaurant van Indonesie: Lara Djonggrang. Een imponerende menukaart, een fabelachtig interieur en met een duidelijk zichtbaar Nederlands tintje. We hadden een leuk gesprek met Roelof en onderwijl genoten we van de klassieke Indonesische gerechten. Een waardige afsluiter van ons bezoek aan de hoofdstad.
De volgende ochtend namen we de trein naar Yogyakarta: een treinrit van 6 uur. Het eerste uur rij je bijna stapvoets door Jakarta. Eerst kom je door het florerende financiële district met z’n wolkenkrabbers en hippe winkels. Snel daarna passeer je de ene sloppenwijk na de andere en zie je hoe immens groot deze stad is en hoe groot de tegenstellingen. De huizen in deze wijken zijn klein met spaanplaten daken, er wonen grote gezinnen en ze zijn bovenop elkaar gebouwd. De prominente aanwezigheid van de vele moskeeën ertussen met hun blinkende minaret torens, die qua onderhoud schril afsteken tegen de krotbebouwing. De riviertjes door deze wijken liggen vol plastic en ander afval en schuimen van zeep en waspoeder.
Overal hangt de kleurrijke was buiten en voor de talloze spoorwegovergangen staat enorme files van brommers. Letterlijk tot zover het oog reikt. Hier wordt heel duidelijk dat er veel te groot aantal mensen op een veel te kleine ruimte leeft. Java is dan ook het dichtstbevolkte eiland ter wereld. Om al deze monden te voeden moesten er vele bossen worden platgebrand om er rijstvelden van te maken. Dit is de Javaanse tijger fataal geworden en er staan meer Javaanse diersoorten op de rol die het ook niet lang meer zullen maken. Gedurende de treinreis naar Yogyakarta zagen we de vele rijstvelden. Toch moet Indonesië nog veel (met name Vietnamese) rijst importeren. Het is interessant om te zien hoeveel rek er is in Java en dan met name in Jakarta om een stabiele middenklasse te laten ontstaan. Iets wat zich in China en India in meer of mindere mate lijkt te ontwikkelen door geboortebeperkingen afgedwongen door een sterke overheid. In Indonesië ontwikkelt het zich een stuk trager door een combinatie van een zeer gedecentraliseerde overheid en een zeer grote invloed van religieuze bewegingen.
Het heeft wel als gevolg dat het prijspeil nog steeds erg laag is en dat maakt het reizen door het land heel aantrekkelijk. Het verplaatsen met trein, bus, taxi is goedkoop en ook hotels zijn heel betaalbaar. Daar komt nog bij dat er heel veel service wordt geboden. Dat zit dan weer in het DNA van het land. Ze willen je het echt naar je zin maken en je wordt echt als een koning behandeld. Wij schakelden daardoor soepel om van kamperen in een tent naar het overnachten in fijne hotels. en van huurauto naar taxi. Heel contrastrijk.