top of page

Cruisen in California

  • Andrea
  • 12 sep 2017
  • 5 minuten om te lezen

Toen we vertrokken uit Amsterdam, vroegen we onze vrienden en familie bij wijze van kado naar reistips. Zo verzeilden we al in Alaska, Drumheller, bijna in de Ten-Ee-Ah lodge in Canada, La Cascona in Santiago, een prachtig restaurant in Cartagena, en in Honduras, om maar eens een paar bestemmingen te noemen. Onze vrienden Ard & Frances hadden ook zo’n reistip: om het wijnland van Napa aan te doen, in een Ford Mustang met open dak, en om dan wijn te gaan proeven bij Francis Ford Coppola. Dit alles uiteraard samen te ondernemen. Gevoelig als we zijn voor dergelijke details, pasten wij onze reis aan op dit geweldig initiatief. Zo gebeurde het dat we op 6 september, met z’n vieren in de Ford, de poort van Francis binnen reden, om de verjaardag van Frances te vieren (beetje verwarrend, ja). Als echte wijnsnobs werkten we ons door hun paradepaardjes heen, en bezochten we en passant de tentoonstelling met film-attributen van Coppola. De wijn was prima, maar de ‘estate’ was een soort smakeloos pretpark voor aan lager wal geraakte volwassenen, compleet met een zwembad waar Walt Disney himself nog geen muis met grote oren in zou willen verdrinken. Heel wat anders dan de gemiddelde domaine in de Bordeaux. Ik vond het zeer vermakelijk, al die cultuurverschillen, maar de rest was minder onder de indruk.

Gelukkig wisten we nog, van een ver verleden, dat er een heel aardig wijnhuis zat in Sonoma, wat een goed excuus was voor een mooi ritje in de convertible, en de nodige wijn-snobberij opleverde voor later. We vertrokken met een paar mooie flessen rode wijn. En wat beter te doen met rode wijn: juist, een BBQ! Ard & Frances schoven aan bij ons op de camping, waar we met ons zakmes en de plastic placemats wat extra borden improviseerden. Heel 'back to basics' allemaal. Arjan grilde een stuk vlees van anderhalve kilo, terwijl wij alvast de wijn voorproefden. Gegarandeerd een verjaardagsdiner dat Frances niet snel zal vergeten.

De volgende dag vervolgden we onze route naar het zuid-oosten, met als doel de woeste droogte van Death Valley. Na enige research, over de beenruimte en kofferbak-ruimte van een Ford Mustang, besloten we om samen de reis voort te zetten in de Baby Galactica. Het werd een echte Amerikaanse road-trip, met kikkerbilletjes en hamburgers waarop gefrituurde uienringen lagen, en frietjes in mandjes werden geserveerd. We maakten een pit-stop in Yosemite, dat zwaar onder vuur lag door de bosbranden. Indrukwekkend, maar we lieten ons niet van de wijs brengen: we waren tenslotte onderweg naar de woestijn.

We maakten een uitzondering voor de Mammoth Lakes, waar we een wandelingetje maakten, maar alleen omdat de grote fotograaf Ansel Adems hier z’n mooiste foto’s maakte. Wij maakten een hele mooie selfie.

Na twee dagen kwamen we dan eindelijk aan in Death Valley, waar het droog en heet en prachtig was. De woestijn kleurde groen, roze, paars of rood, afhankelijk van de mineralen in de grond en de zon die er op scheen. Af en toe waren we dapper genoeg om een klein rondje te lopen, maar met 45 graden in de schaduw waren we vooral drive-by-toeristen.

We hadden ons voorgenomen om in ons tentje te slapen, ondanks de bloedende hitte. We hebben een oplaadbare ventilator bij ons, die Arjan in de strijd wilde zetten, om de tent koel te houden. Ard & Frances hadden echter, met gezonde scepsis en een vooruitziende blik, een extra grote kamer in een hotel in Furnace Creek genomen zodat ze ons asiel konden verlenen. En er was een zwembad bij het hotel, dus ons verzet was zwak en louter ceremonieel. Want jemig wat was het heet (het is dan ook de heetste plek ter wereld). Zo konden we de volgende dag enigszins verkwikt de laatste etappe van Death Valley aanschouwen; de enorme zoutvlakte van Bad Water (wat zijn naam ontleent aan het feit dat het water brak is, maar het kon natuurlijk ook een knipoog zijn naar de temperatuur van het zwembad).

Uitgehongerd kwamen we de woestijn uit. Zodra we goed en wel uit het park waren, doken we een diner in. We hadden nog maar onze tanden in een burger gezet, toen het begon te stortregenen. Dat vonden we nogal vreemd, in de woestijn. Het personeel was ook al in rep en roer, en vergat zelfs onze bodemloze cola bij te vullen. Zeker ook helemaal van hun apropos! Wat een bijzonder fenomeen maakten we hier mee! “Dat maken jullie zeker niet zo vaak mee he, zo veel regen”, zeiden we begripvol. “Oh jawel hoor, dat gebeurt vaak genoeg”, zei onze serveerster, terwijl ze franticly probeerde een tekstbericht te versturen. “Het probleem is, dat alles dan overstroomt, de wegen wegspoelen in een Flash-Flood, de politie de weg afsluit, en dan kom je niet meer thuis. Ik probeer m’n moeder te bellen zodat ze m’n dochter nog van de creche kan halen. Anders zit ik hier weer tot 12 uur vannacht opgesloten. Waar moeten jullie eigenlijk naar toe? Naar het zuiden? Oh, dan zou ik maar opschieten!” We hap-slik-wegten onze frietjes met de laatste slok cola, en sprintten naar de Baby Galactica. Onze telefoons begonnen de piepen met SOS nood-meldingen over mogelijke overstromingen. De weg was inderdaad niet overal meer goed te zien vanwege de plassen. Op sommige plaatsen kwam de regen zo hard van de berg stromen, dat er een riviertje dwars over de weg liep. Nu hadden we dergelijk weer al vaker meegemaakt in Zuid-Amerika, waarbij er hele delen van een berg waren weggeslagen, en de weg zo maar dagen afgesloten kon zijn. We vreesden het ergste. Gelukkig reed er een grote vrachtwagen voor ons, en konden we elke keer aan zijn wielen zien, hoe diep de rivier was. De eerste oversteek viel nog mee, de tweede was zo hoog dat ik hoopte dat we geen natte voeten zouden krijgen, en bij de derde voelde ik het water trekken aan onze 2000 kilo zware Baby Galactica. "We gaan heus niet drijven", zei Ard gedecideerd, in zijn rol als co-piloot naast me. "Rustig doorrijden." Ik hoopte maar dat de vrachtwagen goed in z’n achteruitkijkspiegel keek, en ons zou redden als we ineens meegesleept zouden worden door de rivier. Toen ik het verhaal die avond vertelde aan een local in ons verlopen motel, keek die me streng aan. “Jullie hebben geluk gehad”, zei hij. “Er zijn altijd weer mensen die doodgaan in een flash-flood. Die denken dat ze wel even zo’n rivier over kunnen steken, nou niet dus. De auto wordt meegesleept, je gaat dertig keer over de kop als in een wasmachine, en als je je nek niet breekt dan verzuip je wel.” Ik nam nog maar een biertje om mijn opkomende PTSD de kop in te drukken. We hadden het overleefd.

Met frisse moed gingen we de volgende dag richting Joshua Tree National Park. Ook daar hadden we af en toe een bui, maar nu waren we voorbereid, en gelukkig viel het mee. We schoten prachtige plaatjes, van de rotsformaties en de grillige Joshua Trees.

Ook de cactus tuin was prachtig, met een regenboog in de verte voor het perfecte plaatje. Deze cactussen noemen ze teddy beren, omdat ze er zo knuffelbaar uit zien. Dat was ook zeker zo, in het avondlicht, maar toch leek het ons beter om het knuffelen maar aan de echte lovebirds over te laten.

bottom of page