Alaska Marine Highway - The Big WOW
- Andrea
- 28 jun 2017
- 6 minuten om te lezen

Toen we in 2016 besloten om naar Zuid-Amerika te reizen, zeiden onze vrienden Jeroen en Crispian: “dan kunnen jullie net zo goed doorreizen naar Alaska, als je toch op dat halfrond bent, want wij zijn daar ook deze zomer.” Prima idee! vonden we. Crispian, die uit Alaska komt, is al sinds mijn studententijd een dierbare vriend. Hij had me al zeker 100 keer uitgenodigd om een keer mee te gaan naar zijn geboortegrond, en ik had ook al 100 keer ja gezegd, maar op een of andere manier was het er nooit van gekomen. We zouden snel leren waarom: Alaska is nogal ver, van alles. Het is geen stop-over. Je gaat er niet even langs, onderweg naar een congres in New York of een meeting in San Francisco, of voor een christmas shopping weekendje. Het is een bestemming. Een Big, Bold, Bad-ass Bestemming.

Als je een bijzondere manier wil, om in Alaska aan te komen, ga dan met de boot vanuit Seattle, adviseerde Crispian ons. Het is een prachtige overtocht, een paar dagen langs de kust van Canada, via de ‘inside passage’ met allerlei eilanden. Er gaan een fors aantal peperdure cruise schepen naar Alaska, maar een uitstekend alternatief biedt de Alaska Marine Highway veerboot. Deze ‘zee-snelweg’ verbindt de continentale Verenigde Staten met het veel noordelijkere Alaska. Het andere alternatief is vliegen, want Alaska is nogal groot, en veel plekken zijn gewoon niet bereikbaar met de auto, omdat er geen weg naar toe gaat. Alleen een boot, of een vliegtuig.
De veerboot biedt veel ruimte voor ‘self-organisation’. De kantine bijvoorbeeld, verkoopt hamburgers en gefrituurde snacks, maar heeft ook een magnetron, een broodrooster, en alle ketchup, mayonaise en mosterd die je op kan, zodat je je kunt ‘self-cateren’. Op het achterdek is een groot platform beschikbaar, redelijk uit de wind, waar je op strandstoelen kan slapen, of je tent kan opzetten. De route is echter precies hetzelfde als alle cruise boten, dus het is met recht een poor-man’s cruise te noemen.
Goed voorbereid kwamen we aan boord: in het mekka van het buitenleven REI* in Seattle hadden we kampeerspullen gekocht, en bij de Target een tas vol noodles, bagels en magnetron maaltijden. We hadden research gedaan over wat voor eten handig was, en waar de tent het best kon staan. Helemaal trots, in de stralende zon, waren we bezig onze tent op te zetten op het dek, tussen wel 20 andere tenten. Alles was top, tot een bootgenoot vroeg; “Oh, dan hebben jullie zeker ook wel aan de ducktape gedacht?” We keken wat glazig terug. “Ducktape! Je weet wel! Die zilverkleurige tape, plakt alles vast, kan je een buitenboordmotor nog mee repareren?” We probeerden ons voor te stellen waar we dat voor nodig hadden moeten hebben, toen hij het antwoord gaf. “Om je tent mee vast te zetten?? Op het dek???” Nee dus - hadden we niet, maar iedereen om ons heen was inderdaad druk aan het plakken. Het zal wel meevallen, dacht ik**, maar Arjan was verstandig genoeg om ducktape te ‘lenen’ van de buren, zodat we goed vast stonden. En dat was maar goed ook, want zodra we vertrokken waren, en de boot z’n boeg in de golven stortte, stak er een forse wind op en waaide de enige tent, die niet vast zat, met rugzakken en al tegen de railing. Een paar passagiers konden nog net voorkomen dat hij in de plomp verdween.
Tentje opgezet en vastgezet - proost!
In de kantine, met handige posters op de tafel om alle dieren onderweg te kunnen determineren.
De komende vier dagen werden we blootgesteld aan een overvloed van schoonheid. De zee zat vol leven; er waren walvissen, bruinvissen, zee-otters, en een massa zalm, die op de voet gevolgd werd door hordes zeeleeuwen die er op joegen. Elk moment was er wel iets te zien, tegen een achtergrond van een eindeloze groene kust. Arjan maakte honderden foto’s, en was niet weg te slaan van het dek.
Zeehond vangt zalm
Na een dag of 2 hadden we Canada gepasseerd en legde de veerboot aan in de eerste haven van Alaska: Ketchikan, een pleisterplaats voor Klondike goudzoekers, back in the day. Als echte cruise-gangers gingen we van boord om tijdens het laden en lossen het stadje te bekijken. De oude binnenstad, bestaande uit houten huisjes op palen, was bewaard gebleven en een waar toeristen mekka, mede dankzij Alaska’s oudste bordeel “Dolly’s”, dat helaas gesloten was. Wij waren er namelijk om 5 uur in de ochtend, dus het was nog lekker rustig. We konden nog net de totem-palen route lopen, voordat we weer verder gingen met de boot.
Toen we terug kwamen op de boot, vonden we een treurige aanblik: We waren het enige tentje nog aan dek. Het weer was omgeslagen; bewolkt nu en een stuk kouder. Aan de kust zagen we besneeuwde bergen en gletsjers. We waren onmiskenbaar in Alaska.
Onze boot, met eenzaam tentje op het achterdek.

De volgende stop was Wrangell, trotse basis van de oudste geprinte krant uit Alaska. We liepen langs het kantoor, dat nogal stoffig eruit zag. Verder was het dorp ook nogal een slaperige bedoening, dus we wilden eigenlijk net weer terug naar de boot waggelen, toen we een totempaal fabriek zagen. Er waren echte totempaal-bouwers aan het werk, die maar al te graag de deur open deden om ons een kijkje te gunnen. Werd het toch nog gezellig.
De bemanning werkte elke dag de route bij, zodat je kon zien welke havens er werden aangedaan, en hoe laat. We vonden het wel een beetje raar dat onze bestemming, Sitka, niet op de route stond. Bij navraag bleek dat een aanleghaven van de terugreis te zijn: Eerst zouden we helemaal naar Skagway gaan, het noordelijkste puntje van de vaarweg, en dan weer terug, naar Sitka. Het was geen straf; donkere wolken en flarden van mist gaven de tocht naar het noorden, door het Wrangell kanaal, een onheilspellend tintje. Arjan trotseerde dapper de kou en de regen, en legde als enige op het dek de eenzame schoonheid van Alaska vast. En een aantal vogels.
Skagway bleek een schattig dorpje, met prima koffie en aardige mensen. Ook is dit de plek waar ooit de trein de kust verbond met het achterland. Tegenwoordig worden er alleen nog toeristen vervoerd.
Terug op de boot voerden de wolken en zon wel zo’n adembenemend magische show voor ons op, dat we het prima vonden om nog een dag extra aan boord te zijn om Sitka te bereiken. We konden wel foto’s blíjven maken.
Toen een bultrug walvis langs zwom, en ons groette door z’n staart uit het water te steken, wisten we zeker wat de ‘state slogan’ voor Alaska moest zijn. The Big Wow.
* Seattle heeft een beperkt aantal, maar zeer indrukwekkende hoofdkantoren binnen z’n stadsgrenzen. Boeing en Microsoft zijn de oudste, maar Amazon en Starbucks zijn zeker zo belangrijk. Een 5e om te benoemen is REI, in de Verenigde Staten een instituut als het gaat om ‘the outdoors’, kamperen dus. In Seattle staat de FlagShip Store. Stel je Bever Zwerfsport voor als de Bijenkorf tijdens de Dolle Dwaze Dagen. Er is een klim-muur, een mountainbike parcours, een waterval, en dan ben je nog niet eens binnen geweest. Amerikanen zijn dol op kamperen, leerden we. Er is een veelheid aan net-als-thuis materiaal te verkrijgen, dat de ervaring helemaal stroomlijnt. Er zijn BBQ’s en complete ovens op gasflessen, twee-persoons opblaasbedden van een halve meter hoog, uitvouwbare douche cabines, 8-persoons tenten met een binnenplaats, en natuurlijk monster-size koelboxen om je cola koud te houden, maar waarin een beetje seriemoordenaar ook makkelijk zijn lijken zou kunnen vervoeren. Wij kwamen de winkel uit met grote ogen, maar kleine tasjes, want hoe feestelijk een kampeerfestijn het ook beloofde te worden met dergelijke accessoires, we waren ons bewust dat we uiteindelijk alles toch weer mee zouden moeten slepen in onze rugzakken. Het bleef dus bij een tent, slaapzakken en matjes, geselecteerd op gewicht in plaats van comfort. We waren er klaar voor.
** Ik had tenslotte ooit, in een ver verleden, een tropische storm op Paas-eiland in mijn tentje meegemaakt, en dat ook overleefd - alhoewel dat wel was omdat ik midden in de nacht de tentstokken had gedemonteerd, met mezelf nog in de tent, en als een soort van schildpad met tent en rugzak en al richting het toilet gebouw was gekropen.