Off the Gringo-Trail in Colombia
- Andrea
- 19 feb 2017
- 4 minuten om te lezen

Korte intro over de geografie van Colombia:
Net als andere landen in Zuid-Amerika is Colombia veel groter dan je denkt, vooral als je uit Europa komt. Het land wordt verdeeld in Oost en West door de laatste stuiptrekking van de Andes, die aan beide kanten geflankeerd door een grote rivier en bij behorende steden en hoofdwegen. Huh? Zie hier kaartje. Moeilijk! Nog een kaartje dan. Als je vanuit Ecuador in het zuiden de grens oversteekt bij Pasto, heb je zo de keuze uit twee routes. In het westen kan je via de vallei van de rivier Cauca, en de hoofdroute Popayan (struikrovers en boeven) - Cali (hoeren en salsa) - Medellin (drugs-gespuis). In het oosten via de rivier Magdalena, met de kleinere steden Mocoa (jungle en watervallen) - San Agustin (UNESCO Archeologische schatten) en Girardot (klinkt als lekkere oester). Hoe aanlokkelijk de Cauca route ook leek, is dat ook de meest toeristische, en daar hadden we even geen zin in. We besloten dus de Magdalena route te nemen, nadat we een paar andere reizigers hadden afgeluisterd bij de grens met Ecuador. “Die Fin del Mundo is een prachtige waterval, en hij staat niet eens in de reisgidsen!” Meer aansporing hadden wij niet nodig.
Voor de liefhebber: Meer informatie over de Cauca en Magdalena valleien tijdens het Holoceen en Pleistoceen.
Het was pas toen we al lang en breed in Bogota waren, dat we er achter kwamen hoe gevaarlijk de omgeving van Pasto eigenlijk was, waar we de grens met Ecuador overstaken. Rood gebied! Negatief reisadvies! We vonden al wel dat er weinig andere toeristen waren, en dat mensen ons op straat nakeken. Maar dat was juist wel prettig, na veel toeristische highlights bezocht te hebben op de Gringo-Trail. We besloten om door te steken naar Mocoa, via de weg die bekend staat als de ‘Trampolin de la Muerte’. Maar ook daar kwamen we pas later achter. We deden alleen veel oeh en aah, want jemig wat mooi was het allemaal, die vergezichten vanuit ons minibusje. Dat een tegenligger af en toe zorgde dat we een paar honderd meter achteruit moesten rijden langs een afgrond, namen we voor lief. Niemand leek zich er tenslotte zorgen over te maken, dus waarom zouden wij?
Net ten zuiden van het weinig inspirerende Mocoa streken we neer in een hostel, aan het begin van het wandelpad naar de waterval “Fin del Mundo”, oftewel “Einde van de Wereld”. Het bleek een zeer sociale plek, met lange tafels en hangmatten, en een toffe buitenkeuken met spinnen zo groot als eekhoorns. Onze kamerdeur kon niet op slot, omdat het slot in de deur was gevallen. “Oeps”, zei de eigenaar, “morgen ga ik hem maken”. Maar wij spreken ondertussen genoeg Spaans, om precies te weten wat “Mañana” betekent. De douche was een PVC buis uit de muur, zonder sproeikop, met louter koud water. Een kat was binnengekomen via het open raam, dat overigens ook niet dicht kon, en had zijn territorium ergens in de kamer gemarkeerd. Na driftig rondsnuffelen konden we onszelf geruststellen: er was in elk geval niet op onze bagage gesproeid.
Kommer en kwel, denken jullie natuurlijk nu, maar het was extreem gezellig, er waren super leuke mensen, kampvuren met hippies en panfluiters-in-de-dop, inheemse rituelen en dromenvangers. In de ochtend ging iedereen gezellig samen naar de waterval. “Ik ben al 6 keer naar de waterval geweest”, straalde Stefano uit Colombia, “maar het is zo leuk, ik ga gewoon nóg een keer met jullie mee!” Hartstikke gelijk had die Stefano, want een overdadig groen junglepad voerde langs een rivier, met prachtige watervalletjes en zwembassins, en als klap op de vuurpijl een afgrond van 70 meter, waar de rivier de afgrond in stortte. (Filmpje) Het einde van de wereld. Wij waren op slag verliefd op Colombia.
Volgende stop op de route was San Agustin, een lief dorpje met een UNESCO Archeologisch park, waarin een indrukwekkende hoeveelheid grafheuvels, megalieten en stenen beelden te vinden zijn, in allerlei mens-dier combinaties. Mensen met Krokodillen-staarten, Poema-tanden of vissenkoppen, heel creatief allemaal. Misschien kwam het door de serene grafheuvels: wij vonden het een rustige omgeving, en bleven met veel plezier een paar dagen hangen.
Behalve de archeologische schatten heeft San Agustin ook een aantal Panela fabriekjes; suikerriet-sap wordt ingekookt tot dikke caramel, dat in blokken gestort wordt om dan als suiker gebruikt te worden in drankjes en baksels. Veel toeristen jubelden over de self-sufficient, zero-waste techniek: de uitgeperste, gedroogde suikerriet stengels worden gebruikt om het vuur te verwarmen waarmee het sap tot caramel wordt ingekookt.
Verder naar het noorden kom je de kleine-maar-fijne Tatacoa Woestijn tegen, een dikke 300 vierkante kilometer van droogte, temidden van een tropische omgeving. Er is een ‘rood’ en een ‘grijs’ gedeelte, wat verwijst naar de kleur van de aarde, die door enorme erosie een Grand Canyon-achtig effect laat zien. Optimistisch als we zijn, trokken we tegen het middaguur per fiets de woestijn in, om na 14 kilometer uit te komen bij een zwembadje in de Grijze woestijn. Verfrissend. De Tatacoa woestijn is ook bekend om de prachtige sterrenhemel, maar wij hadden twee nachten bewolking dus helaas moesten we het observatorium laten schieten. Nu was dat ook niet meer dan een tent met “een hele sterke telescoop”, maar we hadden dat toch graag met eigen ogen gezien. Het zal voor een volgende reis zijn.