Ecuador Noord
- Andrea
- 8 feb 2017
- 3 minuten om te lezen

Om een beetje bij te komen van de Galapagos en alle indrukken die we daar hadden opgedaan, huurden we een auto om met z’n vieren een paar andere delen van Ecuador te zien. Eerste stop op het programma was Otovalo, dat bekend staat om zijn enorme markt met handwerk uit het hele land: beschilderde dienbladen, leer, houtsnijwerk, maar vooral grote hoeveelheden sjaals en dekens, in alle kleuren van de regenboog, van Alpaca wol. Aangezien mijn ouders terug gingen naar Nederland konden we wat dingen kopen om mee te slepen in de koffer, dus daar hebben we dankbaar gebruik van gemaakt.
Stop twee was de toeristische trekpleister ‘Mittad del Mundo’, oftewel het midden van de wereld, zoals de evenaar bijna 200 jaar geleden door een expeditie van Fransen werd vastgelegd (wiki). Ondertussen weten we dat die Fransen er een paar honderd meter naast zaten, maar wat maakt het uit. Er staat een monument, en een heel park compleet met buitenlandse paviljoens, een planetarium, een overzicht van pre-inca volkeren in Ecuador, en natuurlijk de nodige horeca. Het geheel leek wel een wereld tentoonstelling, maar wij hebben ons daar wijslijk buiten gehouden, en zijn na een korte stop bij de ijsco-tent doorgesjeesd naar stop nummer 3: Mindo, in het nevelwoud.
Mindo staat bekend om zijn vogel-dichtheid, dus de volgende ochtend om 6 uur stonden we paraat om de bergen in te lopen, gewapend met vogelgids en telescoop. Direct bij het begin van het pad, spotten we al wat toucan achtige vogels, dus de stemming zat er in. Arjan had een lijst gekregen van de vogelgids, zodat hij alle exemplaren die we tegenkwamen kon aanvinken (haha, aanvinken, vogelgrap). Zo was daar onder meer de Guayagil specht, de bleeksnavelarasari (de bleek-snavel-ara-sari dus) en de rosse motmot. Enfin, de complete verzameling vind je zoals gewoonlijk op Arjan’s vogelpagina.
Gelukkig heeft Mindo meer te bieden: het staat ook bekend om z’n chocolade fabriekjes. Zo konden we een rondleiding konden krijgen, met proeverij natuurlijk, bij Yumbos. Dat is een artisanale fabriek, wat eigenlijk betekent dat het hele proces met de hand gaat. Waar je in Europa voorzien van mondkapjes en haarnetjes naar binnen geleid zou worden, met de instructie om achter het glas te blijven en vooral nergens op te ademen, ging dat hier toch anders. “Ruik maar eens, dit zijn gefermenteerde cacao bonen. Raak ze maar aan hoor!” Wij dachten dat het een paar proefbonen waren, voor de rondleiding. Maar bij de volgende halte in het proces stond een machine luidruchtig te draaien, in een kamertje dat in Europa steriel zou zijn. Een dikke fontein van chocola, in verschillende stadia, werd door de temperingsmachine gejaagd. “Proef maar even”, kraaide de gids enthousiast, “maar ik blijf zelf even buiten hoor, want ik word nogal misselijk van die chocoladelucht.” We waren het in elk geval roerend eens: de chocola van Yumbos was heerlijk, en de rondleiding bijzonder geslaagd, met name het proeven. We hebben een paar repen gekocht, waarvan er in elk geval 1 reep is afgeleverd in Winschoten. De rest is onderweg schijnbaar gesneuveld.
En toen was het zo ver; terug naar Quito airport om de auto in te leveren, en de ouders uit te zwaaien. Het was bijzonder om elkaar zo onderweg te zien, en een indrukwekkend stuk van onze reis samen te doen. Ik denk dat mijn ouders de hele weg naar huis geslapen hebben, want ze waren bekaf van alle indrukken. Arjan en ik besloten vanuit de luchthaven richting Colombia te gaan, daarbij een groot stuk van Ecuador voor een volgende keer te laten. Op de route naar Colombia kwamen we nog we opnieuw langs Otovalo, en besloten we nogmaals een stop te maken. Die markt hadden we al gezien, getuige de prachtige Alpaca sjaals en pluizige dekentjes die we daar op de kop hadden getikt. “Allemaal acryl”, vertelde een Duitse importeur ons in ons hostel. “Ecuador maakt het beste acryl ter wereld, en dat verkopen ze op de markt als Alpaca. Onzin natuurlijk, Alpaca is onbetaalbaar.” Heftig knikte ik van ja. Dat hadden wij ook wel door hoor! Natuurlijk!
In Otovalo maakten we een laatste wandeling in Ecuador, langs Laguna Mojanda, een eenzaam kratermeer, op 4200 meter. De omgeving is niet direct uitnodigend, op die hoogte, en met zo’n dooie vulkaan heeft het toch iets grimmigs. Toch, halverwege kwam de zon erbij, en daardoor deed het geheel direct wat vriendelijker aan. Bovendien kwamen we een heel aardige park ranger tegen, die dolblij was dat wij de troepjes opruimden die we onderweg tegen kwamen. Verder geen kip gezien, maar wel een paar heel bijzondere kolibries. Waarvoor ik wederom verwijs naar Ajan’s vogelpagina.

Volgende stop: Colombia!