Bariloche & The Mother Of All Hikes
- Andrea
- 24 nov 2016
- 5 minuten om te lezen

Gevoed door rooskleurige herinneringen, optimisme en overmoed begonnen we afgelopen zaterdag aan een drie daagse tocht door de bergen. De route: een rustige eerste dag naar refugio Frey, een pittige traverse op dag twee naar refugio Jakob, en daarna rustig afdalen door het bos terug naar Bariloche. Ik had diezelfde route 10 jaar geleden gelopen, en had daar de meest geweldige herinneringen aan, die ik graag met Arjan wilde delen. Voor het gemak had ik genegeerd dat a) ik toen tien jaar jonger was b) super fit was omdat ik al een aantal bergen beklommen had en c) dat het toen najaar was. Maar, zoals Arjan dan zegt (insert Gronings Accent) “wat je in je kop hebt, heb je niet in je kont”. Dus, toen de mensen bij de informatie balie van het nationale park Nahuel Huapi vertelden dat er nog wel veel sneeuw op de route lag, sloegen we (ik) dat advies vrolijk in de wind, en gingen we door naar Club Andino, de locale Alpine vereniging, voor een beter antwoord. Toen die hetzelfde verkondigden, hebben we (ik) de website van refugio Frey en Jakob erbij gehaald, waar op stond dat er wel wat sneeuw lag maar dat het prima te doen was. Geen vuiltje aan de lucht dus!
Met een dikke donzen slaapzak (gehuurd van Club Andino) en een stapel broodjes zonder beleg (want vergeten in de koelkast van het hostel) begonnen we aan dag 1: een mooie wandeling naar Refugio Frey. Drie uur rustig stijgen, daarna een pittige klim van een uur, maar de beloning van een mooi uitzicht en een glimp van een condor, dus Arjan was zo blij als een kind. Frey is een nogal basic berg station, vooral bevolkt door klimmers, die met een overdaad aan touwen en zekeringen, en een tekort aan deodorant, wachten tot het weer goed genoeg is, om een bergwand te beklimmen. Er is een slaapzaal, een camping, je kunt een daghap krijgen, en het bier is koud. De wijn ook. Ter verhoging van de sfeer die avond, was er een horde luidruchtige Argentijnen, die met alle ooms, tantes, neefjes en nichtjes een verjaardagsfeestje kwamen vieren. Ze brouwden Fernet-Cola’s met sneeuw van de berg, onder een uitbundig Compleanos Feliz. De stemming zat er in elk geval goed in, en de drank ook, getuige het gesnurk op de slaapzaal die nacht.
Bij aankomst hadden we gezien dat er inderdaad ‘wel wat sneeuw lag’: de route was niet zichtbaar, en de traverse leek meer op een muur van sneeuw, dan op een vriendelijk bergpaadje. Vandaar dat het ons handig leek, om mensen te vinden om samen mee te lopen, bij voorkeur met meer ervaring dan wij. En zowaar, tussen de kleur- en geur-rijke bewoners van Frey, troffen we een Frans echtpaar, dat de route ook wilde doen. Ze waren al wat ouder: om precies te zijn was Jean-Marie 69, en Fabienne 64 jaar. Dat zagen we op het registratieformulier dat we moesten invullen, om het de eventuele reddingsacties makkelijker te maken om ons te vinden. Mooi, dacht ik, want dan gaan ze niet zo snel, en dan heeft Arjan nog de kans om een foto te maken als er weer zo’n condor of een maghelaengans of een ander dier voorbij vliegt.
Zo kwam het dat we op dag twee met z’n vieren vertrokken, vol goede moed, om het pad te vinden. JEMIG. Er lag niet een beetje sneeuw, maar VEEL sneeuw, dus mijn veredelde gympen (want lekker lichtgewicht) waren binnen de kortste keren doorweekt, ik had weinig grip, en af en toe zakten we door de sneeuw naar de rotsen die er onder lagen. Al die tijd waren we maar wat blij dat die Fransen de weg zochten en aanwijzingen gaven. “Hier je voet, nog 1 stap, links om die rots, leun tegen de berg aan”. Ik geloof dat we er niet al teveel bij nadachten, want dan waren we zeker terug gekeerd. We zijn gewoon achter onze gidsen aan geklommen, en na een uur of twee afzien en vooral niet naar beneden kijken, kwamen we bij de top van de berg. Daarvan kan ik in elk geval zeggen, dat het precies zo was als ik me herinnerde - de mooiste, verste uitzichten, overal besneeuwde bergtoppen, groene valei en blauwe lucht. (Filmpje)
Maar goed, na een korte stop, en de nodige oeh en aah’s begon het gedonder; want we moesten ook weer naar beneden - in een bijna verticale afdaling. Het zal een goeie 500 meter geweest zijn, hinkend van rotsblok naar rotsblok, met af en toe stukken waarbij je als het ware naar beneden moest skiën door het schuivende puin en gruis. Arjan had al een tijdje geen condor meer gezien, dus die vond het ook allemaal zo grappig niet meer. Maar ja, wat kan je doen. Nog demotiverender waren die oudjes, die als berggeiten voor ons uit huppelden, en rustig onder aan de berg zaten te wachten tot we ook eindelijk beneden waren. Zelfs bij het tweede deel van de wandeling, over vlak terrein door de vallei, hadden ze stevig de sokken er in, en moesten we bijna rennen om ze bij te houden.
Het laatste deel van de wandeling was weer zo’n berg met sneeuw aan de ene kant, en gruis aan de andere kant; waarbij gezegd moet worden dat we die sneeuw ondertussen redelijk de baas waren - maar de afdaling bleef loodzwaar. Behalve voor Jean-Marie (filmpje). “Sorry dat we zo langzaam zijn” zeiden we, toen we eindelijk bij Refugio Jakob aankwamen, waar die Fransen al uitgebreid met de locals hadden kennis gemaakt. “Geeft niet hoor”, zei Fabienne, “ik ga ook op halve snelheid want ik ben stikverkouden en zit onder de pijnstillers”. Daar heb je dan niet zoveel op te zeggen. “Kijk”, zei Jean-Marie, “mijn lidmaatschapskaartje van de Alpine Club in Frankrijk. Ik ben al 50 jaar lid!” Wij waren al lang blij dat we veilig bij Jakob waren aangekomen. En Arjan vond het nog steeds leuk. Het meeste dan. (filmpje)
Voordat we op dag drie de terugweg begonnen, hebben we eerst nog een frisse ochtendwandeling gemaakt naar Laguna Negra. Want ja, we waren toch in de buurt tenslotte. Bovendien waren we overmoedig wegens het overleven van dag twee. En, ik moet toegeven, het was fenomenaal (Filmpje). Arjan was in zijn sas, want opnieuw condors gespot. En Jean Marie wist de weg - want die had het ochtendwandelingetje (van 2 uur) die ochtend voor het ontbijt ook al gemaakt.
Na die ochtendwandeling waren we fit en enthousiast om aan de terugweg te beginnen. Die herinnerde ik me als een makkelijke en rustige afdaling, door het bos en langs de rivier. Ik was alleen vergeten dat het 18 kilometer was, en dat er toch wel heel veel stijgingen en dalingen inzaten, en bovendien dat het nu te vroeg in het seizoen was, zodat het pendelbusje bij het eind van de route niet reed, en we nog 7 kilometer terug naar de hoofdweg moesten lopen. Na 5 kilometer hadden we eindelijk een mevrouw gevonden die ons een lift wilde geven, met ruimte voor 4 mensen en rugzakken in haar auto. “NEE!” zei Jean Marie, “we hebben nu die hele route gedaan, nou gaan we hem afmaken ook!”. En eigenlijk vond Arjan dat ook wel, maar Fabienne (want snothoofd) en ik (want zere voeten) vonden het eigenlijk wel best, maar ja. Samen uit, samen thuis. Strompelend zijn we bij de hoofdweg geraakt, waar gelukkig een supermarkt naast de bushalte was, zodat Jean-Marie voor iedereen een halve liter bier kon halen. Van de buschauffeur mochten we die meenemen in de bus, omdat hij nogal met ons te doen had.
Ik denk dat ik, net als de vorige keer, het merendeel van de route ga blokken uit mijn herinnering, zodat ik alleen de mooie stukken onthoud, want die zijn dan ook fenomenaal, en dat ik over 10 jaar weer vol frisse moed aan deze ‘mother of all hikes’ zal beginnen. Uit nostalgie.